III

'Maria, moeder Gods, gezegende onder de vrouwen,' preekte de pastoor met zijn open handpalmen naar de hemel gericht, 'ontferm u over deze vrouw,' en hij wees naar het open graf waarin zojuist de kist met Dorothea was neergelaten. Hij sloeg een kruis, boog voor het ontzielde lichaam en gooide een schepje aarde op de kist. Eén voor één schuifelden de familieleden langs en wierpen stilletjes ook een handje aarde in de kuil. Pas toen Anna dit ook deed, begon ze zachtjes te huilen. Oom Pieter hield haar stevig vast. Direct na Dorothea’s dood had Anna urenlang ontroostbaar gehuild. In de dagen daarna was ze in woordeloze berusting vervallen en niemand had meer contact met haar kunnen krijgen. Pieter tilde Anna op, zij vleide haar hoofd op zijn schouder. Deinend op de cadans van zijn stappen begreep Anna, hoe klein en onwetend ze ook was, dat aardse stervelingen haar niets te bieden hadden.

Anna's oudste broer was oud genoeg om zelfstandig het leven te trotseren en ging zijn eigen weg. Oom Pieter en zijn vrouw Martha ontfermden zich over Anna en haar jongste broer, Zeger.

Veel tijd om bij Dorothea's dood stil te staan kreeg de familie niet. Zeger was dertien jaar. Ook hij maakte nu lange dagen als klompenmaker. Hij bracht geld binnen, Anna was daar nog te jong voor en hielp mee in de huishouding. Om zes uur ’s morgens stond ze op. Nog voor haar eigen ontbijt was ze al bij het varken, een kleintje nog. Een beetje rozig met zwarte stippen. Luid snuivend wrikte hij zijn smalle snuit onder haar voeten en tilde Anna's tenen een stukje van de grond. Misschien dacht hij door de geur van haar voeten dat daar wat te vinden was. Anna lachte. 'Ik noem je Steven,' zei ze plechtig.
Iedere morgen was haar eerste gang naar het hok van Steven. Als hij de deur van het huis hoorde piepen, stootte hij knorrend met zijn neus tegen de planken van de omheining. Anna opende  het hek en liet Steven uit het hok voor een rondje door de tuin. Ze gooide oude hompen brood tussen de struiken. Hij stoof er achteraan en binnen de kortste keren had hij ze gevonden. Steven draaide rondjes om zijn as, rende diep de tuin in en weer terug. Voor zo’n beest met dunne pootjes kon hij verbazingwekkend hard sprinten. 'Kom Steven, kom,' riep Anna na tien minuten dollen, en gooide de laatste homp brood in het hok. Braaf sjokte hij naar binnen en liet zich weer opsluiten. Zijn vrijheid was altijd maar van korte duur. Niets aan te doen, dacht Anna, zo gaat dat nu eenmaal.

Toen Anna in het gezin werd opgenomen, had tante Martha twee kinderen. Drie jaar daarna waren het er al vijf. Kaatje, Anna’s oudste nichtje, drentelde altijd rond tante Martha's voeten. Op de een of andere raadselachtige manier wist ze de bewegingen van tante Martha te voorspellen, want hoewel ze bijna aan tantes benen vastplakte, botsten ze maar zelden tegen elkaar. De enkele keer dat dat wel gebeurde, mopperde tante Martha: 'Altijd hetzelfde liedje als ze slecht geslapen heeft.' Terug naar bed wilde Kaatje niet. Doorlopend hield tante haar stappen in om niet over Kaatje te struikelen. Plots ontplofte ze en met priemde vinger riep ze: 'En nu naar je hoek.' Even stribbelde Kaatje tegen, dan liet ze zich naar de hoek brengen, de enige oppervlakte in de kamer zonder meubels. In die vrije ruimte van twee bij twee meter dribbelde ze aan één stuk door een vierkantje, waarvan ze de denkbeeldige lijnen nooit overschreed. Een gevangenis met onzichtbare wanden. Kaatje maakte een sonoor zoemgeluid dat alleen even inzakte als ze diep ademhaalde voor een aanloopje naar een nieuwe zoemsonate. Al gauw begon tante Martha met haar hoofd te schudden en korte pasjes te maken. Opletten nu. Anna had in zo’n situatie al eens een klap voor haar kop gekregen zonder te weten waarom. Tante Martha zuchtte op de onregelmatige golven van Kaatjes gezoem steeds harder en haperend mee. Ineens rukte ze haar schort af, wierp die over een stoel en haalde Kaatje uit de hoek. Ze plofte met haar op de houten bank bij de keukentafel, Kaatje vleide zich direct met de duim in de mond tegen haar aan. Vanaf de andere kant van de tafel tuurde Anna met neergeslagen ogen naar haar aardappels schillende handen. Het zoemen haperde. Met grote van links naar rechts schietende ogen dirigeerde tante Martha Anna de keuken uit. Wegwezen! Kaatje sliep.

Beu van de hele dag krom achter een blok hout zitten en klompen maken verliet Zeger het huis toen hij zestien was en verdiende nu zijn geld als rondtrekkende knecht. Hij was een mager scharminkel, maar aan zijn driftige pas met klepperende klompen kon je zien dat hij een felle jongen was. Op zijn zwerftochten moest hij zich staande houden tussen ruig volk. In zijn zak had hij altijd zijn klapmes voor het grijpen waarmee hij, toen hij nog bij oom Pieter en tante Martha woonde, achteloos de dieren slachtte die hij in de maanden ervoor had grootgebracht. Soms was hij maanden op pad voordat hij zich weer eens in het dorp vertoonde.

Met haar neefjes en nichtjes speelde Anna niet. Ze was de hele dag bezig met bonen plukken, eten maken, naar de markt gaan, met naaien en het verstellen van de versleten kleren van het gezin. Tante Martha had haar handen vol aan haar eigen kinderen, en vooral aan Kaatje die alleen tegen haar brabbelde en voor niemand anders benaderbaar was.
's Avonds hielp Anna oom Pieter in de moestuin. Op een windvrij plekje tussen hoge bonenhagen verbouwde hij tabaksplanten. 'Daar moet je verdomd veel verstand van hebben,' pochte hij. Anna geloofde dat direct. Er waren heel wat handelingen nodig voordat oom Pieter een pijp met zijn eigen tabak kon stoppen. Eén voor één plukte ze de bladeren, een voorzichtig werkje waarbij je op moest passen ze niet te kneuzen. Aan de keukentafel maakte ze in de dikke nerf van de bladeren een inkeping waaraan de bladeren in de schuur te drogen werden gehangen.

Ieder jaar opnieuw verdween Steven en verscheen er een nieuwe. Met lange tanden at Anna van de geslachte Steven. Weigeren durfde ze niet. De eerste keer braakte ze in grote brokstukken haar deel van het varken in het opgeschoten gras uit, achter in de tuin waar Steven nog gesnuffeld en gewroet had. Een paar vleesmaaltijden verder wende het een beetje en hield ze het vlees binnen. Ik kan er maar beter van profiteren, hield ze zichzelf voor, als er toch niets aan te doen is. Buiten in het hok dartelde een jonge nieuweling, onwetend van wat hem boven het hoofd hing. Anna wilde er niet aan denken. Alle varkens noemde ze hetzelfde, altijd Steven, alsof ze door die naam hun dood op kon heffen. De dood die altijd op de loer lag.


 

In Frisse bloesem, opgedroogd zweet wordt na verloop van tijd het thema wel duidelijk, vermoed ik. Dat is niet altijd zo. Wil je meer weten, lees dan over het thema.