Op de middelbare school werd ik er voor het eerst op gewezen dat een kraai in een roman naderend onheil betekent. Ik meen me te herinneren dat de betreffende kraai in een boek van Ward Ruyslink rondvloog. Hoezo onheil dacht ik? In het echt zie je genoeg kauwtjes, kraaien en raven zonder dat je direct iets te vrezen hebt. Toch is het natuurlijk wel waar dat in literatuur iets niet altijd precies betekent wat er staat. Om die symboliek te leren duiden moet je een beetje thuis zijn in de conventies van de literatuur.
Sommige analisten putten zich uit in het vinden en duiden van symboliek, ook als die er niet is. Zelf ben ik niet zo geïnteresseerd in duimendikke symboliek, al begrijp ik dat de schrijver de lezer mee wil laten leven door hints te geven. De lezer voelt dan al zo’n beetje aan waar het verhaal naartoe gaat en wordt hopelijk niet meer overvallen door een slot dat hij ongeloofwaardig vindt.
Soms zijn de aanwijzingen duidelijk.
In Anna Karenina geeft Tolstoj ons een niet mis te verstane vooruitwijzing naar Anna’s dood:
'Ja, er is een grote onrust in mij, en we hebben het verstand gekregen om er ons van te bevrijden. Waarom zou men een kaars niet uitdoven, wanneer men een afkeer heeft van alles wat men om zich heen ziet?'
Soms zijn de aanwijzingen niet meer dan terloopse, verkapte toespelingen, die de lezer nauwelijks opmerkt.
In Frisse bloesem, opgedroogd zweet vind je de nodige aanwijzingen over de afloop. Als je na Anna’s geseling leest ‘Ze was nu definitief een paria’, dan kun je wel zo’n beetje inschatten hoe de rest van haar leven verlopen zal.