XXXIII
Maandag 18 juli
Precies volgens het nieuwe protocol heeft Reepmaker schriftelijk aan de officier van Haarlem om de komst van de beul gevraagd. Vandaag is hij vanuit Haarlem in Rotterdam aangekomen. Reepmaker kijkt op de man neer, zijn hoge salaris verheft hem niet boven de rest van het volk. Maar hij is onontbeerlijk bij de openbare manifestatie van Reepmakers macht. Het is nog één dag voor de terechtstelling.
Anna is uitgeput en nauwelijks nog tot spreken in staat. Ze heeft de hele nacht met de gevangenenbewaarder gesproken over haar nieuwe geloof. Voor de laatste keer stellen Goedhart en Van 't Hof haar op de proef. Hoe weet ze zo zeker dat ze zichzelf niet bedriegt? Baseert ze haar geloof niet op hersenschimmen? Zonder twijfel betoogt ze dat iedereen die in de roomse leer sterft verloren gaat. Hoe vermoeid ze ook is, deze zaak is haar duidelijk.
Zacht aangenaam zoemen. Heer, Herman, papa, Jan, kijk naar mij. Ik ben van jullie, jullie zijn van mij.
In de hallucinaties van Anna betekent Heer, Herman iets heel anders dan Heer Herman. Meer weten? Zie interpunctie