Voordat de losgeschoten paling kronkelend kon ontsnappen naar het modderslootje achter onze rug beukte Marius hem met de blote vuist drie keer vol op zijn kop. Ik hoorde iets knappen, zijn oog stelde ik me direct voor. Onder de zwarte huid explodeerde een etterige bloedbuil. Hij stak de paling triomfantelijk in de lucht. Wit slijm glinsterde aan zijn knokkels. Beelden van Marius en zijn kameraden in een steeg ergens in Noord- Afrika doemden bij me op.
Beheerst leunden ze, verborgen door de duisternis, tegen het vervallen huis. Alleen de bovenkant van Marius' schouderbladen en de zool van zijn naar achteren geklapte halfhoge legerlaars maakten contact met de muur. Ze zorgden er wel voor niet vies te worden. Waag het niet om met maar één knoop minder aan je uniform terug te komen!
'Waren we hem nog bijna kwijt geweest,' trompetterde hij. Het toegetakelde lijk van de paling verdween in de achterbak van de auto, als in een Amerikaanse gangsterfilm. Ik hing bij Marius op de achterbank, zo'n twee meter van de waterkant af, zodat we de hengels in de gaten konden houden. Motregen besloeg het zijruitje. Ik - toeschouwer - bestudeerde Marius' witte, geplooide nek, aan de bovenkant begrensd door vaalblond, zeer kort geknipt hondenhaar. Het was de eerste keer dat ik meeging, meer vanwege sterke verhalen over karbonaden en kip op de gril, en veel bier, dan vanwege het vissen. Ik had Marius pas een paar keer ontmoet, ik schatte hem op zo'n vijf jaar ouder dan ik, een jaar of vijfentwintig.

'Kun jij wat zien, Marius?'
'Gaat wel,' mompelde hij door de voorruit turend.
Aan de top van de hengels hadden we een belletje bevestigd dat rinkelde als een paling het tuig straktrok.
Plots opende hij zachtjes de deur, duwde zichzelf aan de stoelzitting omhoog, kantelde zijn deinende bierbuik schuin achter het stuur vandaan en sloop naar buiten op een van zijn vier werphengels af. Behoedzaam haalde hij 'm uit de standaard, bewoog langzaam de top richting grond terwijl hij het tuig het molentje opdraaide en zwiepte 'm toen woest omhoog. Alsof hij een haai aan de haak moest slaan. Die overkill raakt hij nooit meer kwijt, dacht ik. Ik zag ze weer in mijn verbeelding.
Nog steeds hingen ze onbewegelijk tegen de muur. Een donkere gestalte verliet de kroeg en verwijderde zich van het lichtschijnsel uit het caféraam. Een man uit Marius' groep zonderde zich af, waggelde van de ene kant van de steeg naar de andere, en viel tegen de kroegverlater aan. Marius zette zijn voet op de grond, zijn schouders kwamen los van de muur, hij haalde zijn hand uit zijn broekzak. Maar het doelwit was snel doorgelopen.
Marius stampte in zijn grote lieslaarzen terug naar de auto en wurmde zich achter het stuur. Vroeger moet hij afgetraind zijn geweest. 'We zopen net zo lang warme wijn met suiker tot we achterover van de kruk afvielen, maar vet hadden we niet, geen grammetje,' vertelde hij laatst over het Legioen.

 Het was droog geworden en aardedonker ondertussen. Alleen de grote gaslamp van Marius, verdekt achter de auto in een wolk van muggen en motten opgesteld, knetterde als een insectencrematorium en verstoorde de nachtelijke stilte. Ik slenterde naar mijn hengel en tuurde naar het topje. Niets bewoog. Voorzichtig klemde ik het belletje in mijn handpalm om het geluid te dempen, zoals 's nachts een soldaat de oplichtende askegel van zijn sigaret afdekt, en drukte met mijn andere hand het haaienbekje waarmee het belletje bevestigd was open. Ik haalde in en controleerde of de pier nog goed aan de haak zat. Hij was nog intact, toch trok ik hem er af, in slijmerige stukjes zwart vlees waarvan een gedeelte aan de haak bleef zitten. Ik bestudeerde een nieuwe pier bij de lamp, stak 'm aan de zijde zonder de ringvormige verdikking aan de haak, en stroopte 'm erover heen. Zo had Marius het me uitgelegd toen ik een wild spartelende pier niet aan de haak kon krijgen.
'Hoezo aan die kant?' had ik gevraagd.
'Vind jij het soms leuk als ze jou een haak in je zak duwen?'
Nee, dat leek me niks. Had zo'n beest trouwens ogen?
Ik pakte een blikje en ritste het open; het siste toen de lucht bij het vacuüm ingeblikte bier kwam, het lostrekken van het lipje klonk als kervend metaal.

's Nachts, tijdens het opbreken, stak Marius demonstratief een ijzeren haak in de lucht, zoals een legerleider zijn zwaard vóór de aanval. 'Om van die grote monsters uit het water te trekken,' snoefde hij en beukte een paar diepe deuken in het dak van zijn auto.
We stapten in, ik op de achterbank.
'Ik moet nog even terug naar de plek van de vorige keer. Ik heb daar mijn scheermes laten liggen. Zal wel pleite zijn ondertussen, maar je weet maar nooit.' Een visser gebruikt zijn scheermes om tuig in te korten of een vis los te snijden die de haak heeft ingeslikt. Ik sloot de ogen en Marius' pocherige toespelingen, die hij een paar weken geleden grijnzend in het zwembad had gemaakt, over 'de beest uithangen als ze in zo'n gajuskroeg een legionair beledigd hadden' gingen met me aan de haal.
Marius nam zijn positie weer in, hij kon 24 uur aan één stuk de wacht houden. Hij hield de deur scherp in de gaten. Na een paar minuten verscheen een zwarte schim in de lichtbundel van de open kroegdeur. Hij kuierde hun kant uit. Eén van de wachtenden maakte zich los van zijn schuilplaats en schommelde brallend in de richting van de caféganger. Die week uit,maar de legionair botste toch wild tegen hem aan. Geschreeuw, ruzie. Marius flitste met de andere schaduwen uit het donker naar voren, ze drongen om het slachtoffer heen en een van hen haalde van boven naar beneden zijn scheermes door diens gezicht. Een doorsneden oog. Ze gaven de in elkaar zakkende man nog een laatste haal en stoven de steeg uit.

Marius zijn scheermes lag er inderdaad niet meer.